Carson MacCullers bezocht een keer samen met W.H. Auden en George Davis een café in Sand Street in Brooklyn.
Ze zag daar een stel, waarvan de vrouw een sterke reuzin was en de man een kleine gebochelde die tot haar heupen kwam. Weken later kreeg ze
een ingeving voor haar novelle 'The Ballad of the Sad Café'.
Dit beeld uit haar niet afgeraakte biografie 'Illumination and Night Glare' bleef me bij.
Ik dacht aan de keer dat ik een marginale lunchroom zat in Butte, oud mijnstadje in Montana. Een tafel verder zaten een vader, moeder en kind.
De vader zat met de rug naar me toe maar was regelmatig en profil in beeld; een smal ingevallen hoofd met een roofvogelblik, prominent voorhoofd,
dominante neus en daaronder een verbeten mond en verfrommeld kinnetje.

Moeder en kind waren boller maar zagen er ook niet ontspannen uit. In een klein tekenboek maakte ik een schetsje, dat me jaren
later toen het ergens opdook aanzette tot een schilderij ('Butte'). Al schilderend kwamen me de kleuren en het licht in die lunchroom weer voor de geest.
*
Op de kunstacademie in Den Haag was er een boek met de tekeningen van Goya; een dik wit boek dat ik graag in bezit zou hebben maar sindsdien nooit meer ben tegengekomen.
Een mooie serie in dat boek vond ik die van een oud mannetje, al dan niet kinds, op een schommel.
Mijn broer stuurde me eens twee foto’s uit een Deense krant van een gezette man in pak die op een autoband-schommel zit; hij lijkt op een politicus die zijn onschuld wil uitdragen.

Op de ene foto staat een priesterachtige figuur achter hem op de autoband en zwiert de schommel aan. Op de andere foto zit de man hulpeloos alleen op de schommel die stilhangt.
De foto’s prikkelden me tot enkele schilderijen, Goya’s schommelaar indachtig.
Het schilderij van de zware man die helemaal opgaat in zijn ijscoupe ('Homme à trois boules') als was hij weer een jongetje heeft een gelijkaardige lading.
*
Mijn manier van kijken is beïnvloed door het theater. Rond mijn tiende jaar ging ik regelmatig met mijn vader mee naar het theater en keek meestal vanuit de coulissen op het toneel.
Het theater komt wel in me op bij de enscenering van mijn taferelen en vormgeving van de soms wat groteske menselijke figuren.
Ik houd ervan om de figuur iets aan te zetten zodat hij een uitgesproken vorm krijgt.
Daarmee wordt hij nog geen karikatuur, want ik houd niet van karikaturen.
*
In Bordeaux fotografeerde ik een man op de rug gezien in blauwgoen pak met pet, bril en handtas; iets voor hem uit een kleinere man in bleke outfit.
Deze foto stond model voor het schilderij 'De Makelaars'.
De man in blauwgroen kwam nog solo voor op een ander schilderij; dat vond ik uiteindelijk niet sterk genoeg en ik heb er een stuk linnen aan vast geplakt en het overgeschilderd
tot het schilderij 'Alienation I', waarbij alleen de rugpartij van de man en zijn nekplooi nog herinneren aan het eerste beeld.
*
Overschilderen van schilderijen, je krijgt er wat van.
Het is verslavend en gevaarlijk want je maakt soms meer kapot dan je lief is.
Van de verbrede en overgeschilderde versie van ‘de groene rug’ (Alienation 1) blijf ik af,
al zin ik wel op een nieuwe versie, waarbij het tafelblad doorzichtig wordt en de vrouwenfiguur
een meer erotische lading krijgt, eerder vamp dan bitch is.

De van angst of gêne wegkijkende man maakt de toeschouwer van het tafereel zo nog meer tot
voyeuristische derde.
Een doorschijnend tafelblad, ik zal me er eens aan wagen, van glas, desnoods
plexiglas, of gewoon transparant zonder poespas.
*

Deze tekening verwijst naar het schilderij ‘Homme à trois boules’ uit 2006.
Het is geen voorschets maar een naschets, gemaakt uit gemis van het schilderij dat ik niet meer bij me heb.
Het schilderij ontstond in een egyptisch cafetaria te Sas van Gent, waar
ik drie frans sprekende mannen aan een tafel gezeten observeerde.
Ik maakte ter plekke enkele schetsen op servetten bij gebrek aan beter papier.
De drie mannen kreeg ik toetje-etend op het doek maar twee werden weggeschilderd en de
voornaamste figuur, een gezette en bebrilde en horloge dragende variant van mijn vader,
toen die rond de 50 was, bleef over.
Mijn vader stierf in 2003; in de jaren erna verscheen er af en toe iemand die me aan hem deed denken.
*

De man in het rood staat op een oude lp van het Zaenal Combo met zanger Mus Mulyadi
op de cover, van onderaf gefotografeerd, naast een staande petroleumlamp; erachter een groen gordijn met plantachtig patroon.
De muziek van het Zaenal Combo spreekt niet zo tot m’n verbeelding, de hoes wel.
Eerst maakte ik het schilderij ‘Schilder en model’ (2012) waarbij ik het zwartgelokte indonesische hoofd van Mus verving door een kaal polderhoofd.
In plaats van de lamp kwam er een naakte vrouw naast hem, aan een tafel gezeten.
Op de achtergrond een abstract schilderij aan de wand.
Uiteindelijk haalde ik Mus nog eens van stal, maar nu beeldde ik hem natuurgetrouwer af en
liet ik ook de lamp en het groene gordijn intact. Zie schilderij ‘Mus Mulyadi’(2014).
*